Muziek
In het gezin klinkt toch vaak muziek. Als er kleinkinderen op het toneel gaan verschijnen, wordt er vooral ’s woendagsmiddags gezongen. Opoe bespeelt de piano en zingt en de moeders en de kinderen zingen mee. Van alles, christelijke verzen en liedjes van Jacob Hamel.
De vader van de in ’34 geborene probeert na de lagere school de mulo. Maar er zit geen student in hem. Hij wordt stucadoor en zijn grote hobby’s zijn dammen, voetballen en vissen.
Hij is een beetje een driftig baasje, tamelijk goedig en de humorist van de familie.
De jonggeborene is te benijden. Twee vrolijke, lieve en altijd voor iedereen klaar staande ouders. Later denkt hij: toen is er een reservoir gevuld met harmonie en vredigheid waaruit hij zijn hele leven heeft kunnen putten. Een goed begin is een vermogen waard.
De buurt
Toch nog wat meer over die buurt in Rotterdam waar de familie woonde. De Tollensstraat is een lange straat die haaks staat op de Snellemanstraat met de nieuwe Noorderkerk, onze kerk. Ik zal nooit vergeten dat de klok gerepareerd moet worden. Op de begane grond is het een gevaarte.
Wat me ook te binnen schiet: een losgebroken paard dat dol door de straat rende. Op de stoep keken we als bewoners angstig toe. Het arme beest rende zich te pletter tegen het hek van de kerk. Ik ben van m’ n stuk. Dat ben ik gauw als er iets is met mensen en dieren.
Ga je bij de slagerswinkel rechtdoor, dus verder de Tollensstraat in, dan steek je al gauw de Noordmolenstraat over en dan kom je in het tweede gedeelte van de straat dat doorloopt tot de Noordsingel. Aan het eind krijgt de straat wat meer allure. Vlakbij de Noordmolenstraat is een kroeg. Ik keek ‘es een keer naar binnen en zag de kastelein en zijn vrouw. Ze lagen met hun hoofd op de bar, in een plas sterke drank. Stomdronken. Ze hebben het voortdurend innemen niet overleefd. Dit soort beelden krijg ik niet uit m’ n kop.
Terug naar het stukje waar wij wonen; nummer 24. Aan de overkant is een waterstoker. Voor maar één cent krijg je een heel handje zoute schuine dropjes.
Die buurt – ik stop maar. Er is zoveel, zoveel over te vertellen. Voor jou als kind is je buurtje de hele wereld. Je ziet van alles en vermoedt van alles. Sommige dingen begrijp je, van andere dingen en mensen snap je niets.
Het huis
De huizen in de Tollensstraat, in het gedeelte waar wij wonen, zijn in 1934 al van een ouder type. In 1870 is men begonnen met bouwen rond de Noordsingel. Wij wonen beneden en met twee kinderen is het huis al aardig vol. Ruimte: klein voorkamertje, nog kleiner tussenkamertje en de woonkamer. Het keukentje is niet veel meer dan een uitbouwtje van de kamer. Vanuit de kamer stap je op de waranda. Er hangt een vliegenkastje, er staan een paar grote Keulse potten en wat gereedschap van m’n vader.
Net als ik de keuken van onze woning inloop, komt er een geduchte stank in m’n neus. Op het aanrecht staat een geopend blik wrijfwas. ‘Peli’ staat er op het deksel met de parmantige pelikaan.
Ik kijk terug, het verleden in en zie een joch van een jaar of vier, vijf. Hij leunt tegen een tafel met een blik ‘Peli’. Die jongen die ben ik, in een vorig leven, in een andere tijd, in een andere wereld.
Dit is deel 2 uit de reeks verhalen van dhr. Kees van Baardewijk genaamd: Blaadjes uit een levensboek.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.