Home / Verhalen / Blaadjes uit een levensboek – 24 Uit logeren

Blaadjes uit een levensboek – 24 Uit logeren

Met dank aan Kees van Baardewijk voor het insturen van de tekst

Hoe en langs welke weg weet ik niet meer: maar ik ben ook nog een poosje veilig onderdak geweest bij een gezin in Leerdam. Het was daar heel plezierig logeren. Ik kreeg daar al gauw de nodige vriendjes. Die waren allemaal wel ouder dan ik maar ze beschouwden me toch wel zo’n beetje als gelijke. Ik heb nooit vergeten dat we met een stel jongens tegen de dijk lagen. Toen stookten ze mij op om iets heel raars te roepen tegen een meisje dat voorbij wandelde. Ik had geen benul waar het om ging maar m’ n vriendjes lagen dubbel.

Vissen

Ze wisten geen van allen hoe ik heette, maar noemden me naar het gastgezin gewoon Kees Copier. We gingen ook meermalen de polder in met onze vishengeltjes. Nou ja, ik had er zelf geen een maar mocht er één lenen. Ik had een gruwelijke hekel aan vissen en deed vooral net alsof. De eerste keer was een onvoorstelbare gebeurtenis. ’t Was eind van de middag en al de jongens hadden wel wat gevangen. Alleen Kees Copier stond er zielig bij met z’n lege netje. “Copier, zo kun je niet naar huis. Gooi hem er nog één keer in.” Ik moest wel en ik weet dat het onwaarschijnlijk klinkt maar ik kreeg beet en hoe. Ik keek een beetje hulpeloos maar ze waren genadeloos. “Copier, haal ‘em naar boven en trek die dobber uit z’ n bek.” Het lukte me maar met veel moeite. Geen wonder, het was een kanjer van een snoek. Na veel gespartel van het arme beest lukte het me toch hem van de dobber af te krijgen. Ik dacht: vissen… zo weinig mogelijk.

vissen jongen hengel

Zomervakanties

Na Leerdam begon er qua veiligheid en goed eten iets dat voor altijd onvergetelijk is geworden. Het leverde indrukken en gevoelens op die nu nog, zo’ n vijfenzeventig jaar later, een rol in mijn leven spelen. Het gaat om de zomervakanties die ik, ik meen in 1942, 1943, 1944, doorbracht in wat voor mij een paradijselijke wereld was. De boerderij van oom Teun en tante Sien in Bennekom. Veel mensen op het platteland realiseerden zich dat er in de grote steden geleden werd onder grote angst en onzekerheid en onder het schrikbewind van de Duitsers. Ook in de kerken was sprake van zorg en meeleven.

Diakenen (mensen in de kerken die de financiën beheerden en hulp verleenden) riepen de kerkmensen op hun huis open te stellen voor hongerige kinderen die ook nog voortdurend gevaar liepen). Zo gebeurde het een keer dat buren van ons bezoek kregen van diakenen uit Bennekom en Ede. Voor de kinderen van de buren was wel een plaatsje te vinden “maar”, vroegen de diakenen “kennen jullie gezinnen met kinderen die ook een poosje geborgenheid nodig hebben?”
De buurman weest schuin naar boven “In het bovenhuis hiernaast is een gezin met een paar kinderen die er voor in aanmerking komen.” Toen ze afspraken gemaakt hadden met de buren belden ze bij ons aan. Het was gauw voor elkaar: mijn zusje en ik kregen beide een adres waar we welkom waren: zij in Ede en ik in Bennekom.



Dit is deel 24 uit de reeks verhalen van dhr. Kees van Baardewijk genaamd: Blaadjes uit een levensboek.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten