Uit ons geliefde Rotterdam was het hart gerukt. Het was een deprimerende aanblik die enorme kale vlakte. Zo zagen in ieder geval de ouderen de stad.
Uit ons geliefde Rotterdam was het hart gerukt. Het was een deprimerende aanblik die enorme kale vlakte. Zo zagen in ieder geval de ouderen de stad.
Speelterrein
Voor ons jongens was ‘de puin’ vooral een ideaal speelterrein. Overal waren wel kelders die half ingestort waren en daarin kon je je mooi verstoppen. Dat deden ondanks waarschuwingen van onze ouders. We bakten er soms pannenkoekjes of andere lekkere dingen.
Helemaal fantastisch was het grote gat voor de Laurenskerk dat volgelopen was met regenwater. Met een beetje goeie wil kon je het een meertje noemen. Zwemmen ging net niet, maar een beetje spartelen en elkaar natgooien was ook leuk.
“Kijk nou ‘es”, riep Kareltje. “Moet je die vent zien”. Aan de overkant van het water stond een man die zijn broek had laten zakken; hij stond maar een beetje wezenloos te kijken.
“Moet je opletten”, zei Dirk. Hij gooide een grote steen in de richting van de man die snel de aftocht blies. We lagen zo’n beetje krom van het lachen. We hadden die dag scheppen van huis uit meegenomen, een enkele zelfs een echte spa. We hadden afgesproken te gaan schatgraven. Je wist nooit wat je tegen zou komen. En het wás raak: op zijn spa had Wim een echte schedel liggen die hij net gedolven had. “Geef maar hier, dat ding kan ik wel gebruiken”, zei Gooffie, die altijd de baas speelde. “Helemaal niet” sputterde Dirk. “Hij is van zijn”, hij wees naar Wim. “Hij heb ‘m opgegraven.”
“Hoe kan dat nou, een doodskop hier?” Vroeg eén. “Vroeger was hier voor de kerk een kerkhof.” Ik had dat toevallig gehoord en was trots het te kunnen vertellen.
Moffen
Thuis, bij het warme eten had iedereen wel wat te vertellen. Ik ook: over die man bij het water.
“Dat heet een potloodventer”, zei m’n oudste zus. “Die…”
“Stop” zei m’n vader. “Ander onderwerp”. Toen kon ik mooi m’n verhaal over de schedel kwijt. Mijn vader wist ook nog te vertellen dat er wel meer vreemde dingen tevoorschijn kwamen. “Waar de bommen gevallen zijn, is vaak de hele grond omgewoeld. Dank zij de moffen.”
Mijn moeder keek bedenkelijk bij het woord “moffen”. Ze hield niet van dat woord.
Dit is deel 28 uit de reeks verhalen van dhr. Kees van Baardewijk genaamd: Blaadjes uit een levensboek.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.