Als jochies van 8, 9 jaar waren we veel op stap. Vooral naar de stad. Er was altijd zo veel te zien en te beleven. We kregen wel een zak met vermaningen mee van onze ouders, maar die kenden we langzamerhand van buiten. Wat dat betreft…
Als jochies van 8, 9 jaar waren we veel op stap. Vooral naar de stad. Er was altijd zo veel te zien en te beleven. We kregen wel een zak met vermaningen mee van onze ouders, maar die kenden we langzamerhand van buiten. Wat dat betreft…
Op de Coolsingel stonden nu noodwinkels. Nou die konden niet halen bij de echte, die mooie met die prachtige etalages. Op de Coolsingel, bij de beurs, stond een nsb-er die ‘Volk en Vaderland’ probeerde te verkopen. En ook vroeg hij een bijdrage voor ‘De Winterhulp’. We sprongen pesterig voor hem heen en weer en zongen op eigen bedachte wijs: “Het kleinste knoopje van mijn gulp, is meer waard dan de winterhulp.” De man kreeg er op een gegeven moment genoeg van en gaf Kareltje een fikse tik om zijn oren. Die huilde zo hartverscheurend dat iedereen het kon horen.
Maar ineens kwam er een man naar voren, een soort reus, groot en breed. Hij ging vlakbij de nsb-er staan en zei dreigend “Kan je wel, zo’n klein kind. Dat moet je mij doen. Nou kom op dan, geef mij ook maar zo’n dreun. Waar blijf je nou, held?”. De nsb-er reageerde wijselijk niet en bleef glazig voor zich uit kijken.
Dat we een bezet land waren en in een bezette stad leefden kon je overal zien dus. Kale vlakten, overal levensgrote borden met ‘Bekanntmachung’ en overal Duitse soldaten.
Als kinderen leefden we toch in een eigen wereldje. Niet dat alles uit de oorlog ons ontging, maar toch veel er van wel. Maar achteraf merkte je dat er meer was blijven hangen dan je gedacht had. Die Duitsers vorderden van alles wat ze hebben wilden. In gewoon Hollands: ze jatten alles. En dat je daar nou machteloos tegenover stond…
En dat was het ergste niet. Het verschrikkelijke dat je zomaar vermoord kon worden.
Je moest van de Duitsers ’s avonds om 7 uur van de straat zijn. Ze waren genadeloos tegenover mensen die daarna nog buiten waren. De vader van mijn vriendje Lammert kon het niet halen en was tien minuten later nop straat, vlakbij zijn huis. Een Duitser vuurde op hem en raakte hem zo, dat hij neerviel. Dat was zo iets ergs, maar nog erger was dat ze hem niet binnen mochten halen. Hij heeft daar zo lang gelegen tot hij aan bloedverlies overleed en zijn vrouw en kinderen zagen het, door een kier van een gordijn, gebeuren. Te erg voor woorden.
Ook als kinderen gingen we de Duitsers haten. Begrijpelijk maar niet goed.
Dit is deel 29 uit de reeks verhalen van dhr. Kees van Baardewijk genaamd: Blaadjes uit een levensboek.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.