‘Je hebt de tijd’, zei men. Ja, dat kon wel waar zijn maar het feit bleef dat ze er toch alleen voor stond.
Sinds lange tijd stak ze de sleutel in het slot van de deur die lang voor haar gesloten was gebleven. Wat onwennig liep ze de hal binnen. Zacht sloot ze de zware glas-in-lood deur achter zich. De zon scheen door de gekleurde ruitjes naar binnen waardoor het leek alsof een lichte loper voor haar uit lag. In werkelijkheid herkende ze weer die zwarte/witte tegelvloer. Gelegd in diagonale lijn waardoor de toch al ruime hal nog ruimer leek, vond haar vader destijds.
De kapstok was leeg op één enkele jas van haar moeder na. De twee grote planten, één in een hoek, de andere naast de grote antieke spiegel, stonden er zoals altijd goed verzorgd bij. Een vrouw in de spiegel keek haar aan. Perfect doch niet overdadig gekleed maar met een vertwijfelde blik in haar ogen. Haar blik bleef even gevangen in de spiegel. De laatste keer dat ze voor die spiegel stond keek ze in de ogen van een jongedame. Een koffer en een zware tas in de handen en een blik vol vertrouwen en levensverwachtingen. Hoe lang was dat nu al weer geleden?
Ze duwde die muizenissen weer ver weg en liep verder. Bij de keukendeur aarzelde ze even. Maar toen draaide ze zich om en liep naar de trap. Omhoog kijkend volgden haar ogen de wanden naar boven toe. Even verscheen er een glimlach om haar mond. Trapsgewijs hingen er nog steeds dezelfde kleine schilderijtjes met afbeeldingen uit het Engelse landschap. Geschilderd door een man die haar ouders op één van hun vakanties daar leerden kennen. Ze trokken toen veel met hem op.
Langzaam liep ze de trap op. Boven gekomen koos ze de deur waar achter ooit haar kamertje was. Toch wat nieuwsgierig maakte ze de deur open. Dit kamertje stond in een vreemd contrast met de rest van het huis, zoals later zou blijken. Er stonden allerlei spullen en dozen opgeslagen. Aan deze kleine ruimte was om onbekende reden nooit wat gedaan. Zelfs het behang van toen zat er nog steeds op.
‘Hè nee moeder, niet die afgrijselijke bloemen’, klonk met een jonge stem nu in haar herinnering door. Ze had het nooit mooi gevonden maar moeder was onverbiddelijk. Nee, door het rommelige karakter wat de kamer nu uit straalde voelde ze maar weinig herkenning meer.
Wat meewarig schudde ze haar hoofd en met een zucht sloot ze de deur weer. De deur van de slaapkamer van haar ouders stond op een kier. Zachtjes duwde ze die open en deze kamer herkende ze weer wel. Nog steeds de 19-eeuwse slaapkamer, alleen kwamen de oudroze velourse gordijnen haar niet bekend voor. Zoals ze van haar moeder gewend was zag ook hier er alles ordelijk en verzorgd uit.
Ook deze kamer verliet ze weer en liep verder naar de badkamer. Op wat kleine details na stond er nog steeds het bad op koperen poten en waren de vloer en wanden nog steeds bekleed met de wit met zacht blauwe tegels.
Weer beneden gekomen liep ze via de keuken de woonkamer in. Nog steeds de landelijke keuken in Engelse stijl en in de woonkamer stonden nog steeds de mahonie houten antieke meubelen te pronken. Alles netjes, alles schoon. Was dit het huis waarvan de bewoners onverwacht uit het leven waren weg gerukt? Ook al was het haar ouderlijk huis, ze had eerder het gevoel door een museum te lopen.
Ze ging in een stoel bij het raam zitten en keen eens om zich heen. Zou ze hier weer kunnen wonen? Ooit was ze in onmin met haar ouders dit huis uit gegaan. Ze hadden niet anders verwacht dan dat ook zij haar vader op zou volgen op zijn advocatenkantoor. Haar broer was in vaders voetstappen getreden en verder gegaan. Later was hij een eigen kantoor in Frankrijk begonnen. Zij zelf had nooit ook maar enige belangstelling voor de advocatuur gehad. Dat gaf nogal eens woorden. Dat zij een heel andere richting op wilde konden haar ouders, en met name haar moeder, niet verkroppen.
En nu zat ze dan weer hier, na zoveel jaren. Na de uitvaart was haar broer naar Frankrijk terug gegaan. Hij kon niet gemist worden zei hij. Zij moest maar laten weten wat ze wilde. Dit huis aan houden of verkopen. Dan zouden ze het onderling wel regelen. Hij woonde prachtig in zuid Frankrijk en had geen belangstelling op wat losse spullen van vader na.
Boven het dressoir ontdekte ze een schilderij van een alpenlandschap. Die kende ze niet maar wist van haar broer dat ze dit op één van hun latere vakanties gekocht hadden op een expositie. Ze stond weer op en begaf zich naar de tuindeuren. Na het openen van ook deze deuren liep ze de tuin in richting het kleine prieeltje achter in. ‘Pas op voor de bloemen! Draaf niet zo rond!’ Hoe vaak werd haar speelplezier niet op een dergelijke manier verstoord?
Weer terug komend in huis ontdekte ze pas een briefje op het aanrecht. Ze nam het op en ging in een rieten stoeltje in de serre zitten.
Dag Monica,
De planten in huis hebben nog water gehad. Wil jij ze buiten nog wat geven? Je weet waar de spullen staan.
Groetjes en tot gauw!
Hans en Mieke
Dit briefje had de buurvrouw niet meer nodig. Wat verward legde ze het naast zich op het lage tafeltje. Gevoelens van verdriet, vertwijfeling, ergernis en onwennigheid speelden haar parten. Gevoelens die ze vroeger kende en waar ze nu opnieuw mee streed.
Langzaam stond ze op, keek het huis nog eens rond en liep dan door de hal weer naar de voordeur. En weer ontmoette ze die vrouw in de spiegel. De vertwijfeling in haar ogen van toen ze binnen kwam was alleen nog maar gegroeid. Ze haalde haar schouders op naar haar spiegelbeeld en nam de klink van de deur in de hand. En toen ze het paadje weer uit liep naar haar auto wist ze nog altijd niet wat te doen. ‘De tijd zal het me leren hoop ik,’ was haar gedachte. Ook nu weer wist ze niet of en hoe vaak ze hier nog komen zou. Net zoals die ene keer, jaren geleden.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.