Als klein meisje zei mijn omaatje altijd: “Kind, leef elke dag of het je laatste is”. Ik begreep daar toen niet veel van. Maar mijn oma was oud en wijs. Ik kon met alles bij haar terecht. Zelfs als puber stortte in mijn hart bij haar uit. Mijn moeder had geen tijd, die maakte zich druk over het huishouden, het leven veraangenamen van mijn vader en het opvoeden van mij.
En of ik nou een moeilijk kind was of dat die opvoeding toch niet zo goed was gegaan, bij mijn eerste scheiding vluchtte ik (weg van de verwijten) naar mijn oma. En zij luisterde.
Zij was met 12 jaar gaan werken bij een rijke dame in Amsterdam. Zij zorgde voor de kinderen. Haar leven werd een soort Downton Abbey. Zij kon heerlijk vertellen over het hulpje Sientje en de kok en de diender (agent die elke dag zijn ronde deed langs de gracht) die in keuken een kop koffie kreeg. Ze had een paar maanden lagere school gehad, maar toen ze kon lezen, las ze alle boeken die ze te pakken kon krijgen. Dat moest dan in de weinig vrije momenten bij het licht van een kaars.