De dag was heet
en Jan de knecht had in het werk geen zin,
toen juist zijn meesterslast weerklonk:
“Jan, pak dat goed eens in!”
“Waarin meneer?”
“Wat domme vraag. Wel in die koffer daar”
“Meneer,” zei Jan, “dat krijg ‘k niet klaar,
de koffer is te klein daarvoor”
“Te klein? Och wat, komaan.
Je pakt een rok en broek, die vouw je zo” en ‘t werd Jan voorgedaan.
“Dan zo de broek, de jurken daar”, zo gaat zijn meester voort
en vult al wijzend hoe ’t kon gaan de koffer tot zijn boord.
En middelerwijl laat Jan zich zacht op een der stoelen neer
En kijkt van daar met kalme rust naar het pakken van zijn heer
Meneer zet zijn knie op ‘t deksel en drukt en drukt,
totdat het zweet hem van het voorhoofd gutst
en eindelijk is ’t gelukt!
“Ik zie,” zei Jan, “beken het kan,
dat had ik nooit gedacht.
Toch is u wel wat moe ervan,
zit u eens even neer,
u hijgt ervan meneer.”
“Maar ezel”, zei zijn warme heer
die nu pas zich bedacht,
” ’t Was eigenlijk jouw werk geweest
wat ik nu heb volbracht!”
“Meneer”, zei Jan, “wees niet verstoord,
geval is nu voorbij,
maar ezel, ziet u, is een woord,
dat slaat toch niet op mij?”
Joke Plantenga heeft dit versje van haar vader geleerd, hij was geboren in het jaar 1930, dus waarschijnlijk komt het uit de 40-er of 50-er jaren.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.