Home / Versjes / Moet je horen op de toren (versie 2)
1778

Moet je horen op de toren (versie 2)


haan toren

Moet je horen op de toren,
op de toren staat een haan,
staat een haan met gouden veren,
dag en nacht te koketteren.

En de dorpse kippenschaar,
wel zo ’n duizend bij elkaar,
Keek vol eerbied naar de top,
van de hanentoren op.

‘Kukeleku’, zei een patrijsje,
Een lieftallig parenrijsje,
En een Barnevelder zei:
“Wat een stoere slag zijn wij.

Maar die haan staat bovenaan,
Zo heel hoog en zo heel vrij,
aan hem behoort de heerschappij.”

Alles is niet wat het lijkt,
schijn bedriegt de werkelijkheid.
Zodat je ’t verschil haast niet meer ziet,
tussen wat echt is en wat niet.

Jan de wind die hoorde dit,
Jan, die stijf vol grappen zit.
En hij sprak tot stormen Hein:
“Hoor is het zou zo aardig zijn,

Blaas jij die gouden haan,
tegen het kerkpleintje aan.”
“Dat is goed”, zei Hein
en Hein woei de wereld in.

Moet je horen van de toren
van de toren woei de haan.
woei de haan met gouden veren.
En de kippeschaar had schik
want die haan, die was van… blik!

Alles is niet wat het lijkt,
schijn bedriegt de werkelijkheid.
Zodat je ’t verschil haast niet meer ziet,
tussen wat echt is en wat niet.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten