
Minie ging als kleine kat
in een mandje naar de stad.
Moeder poes riep vol verdriet,
Minie och vergeet mij niet.
Heus niet moe, zei Minie toen, ik schrijf u vast een lange brief uit het huis van nieuw vrouw,
jazeker moe, ik doe het gauw.
En na een poos dacht Minie toen,
ik moet het beloofde nu ook doen.
Ze zette zich op de kamermat
en schreef dit briefje uit de stad:
Lief Moeke ik ben bij Tante Kee.
Ik krijg koekjes en melk en ben heel tevree.
Ik mag slapen op haar wollen doek, dag Moek.
Het middagmaal begint, ik blijf nog steeds uw poezenkind.