
Over de woeste baren,
Ver van overzee,
Daar kwam een schip gevaren,
Schatten bracht het mee.
Van binnen was het zilver,
Van buiten was het goud,
De zeilen zijn van zeildoek,
De masten zijn van hout.
Vierentwintig muizen,
Die werkten o zo vlug.
De kapitein, die dikzak,
Stond boven op de brug.
Het was een leuk verhaaltje
Maar och, het was niet waar,
Een jongetje (meisje) in z’n (d’r) bedje,
Die droomde alles maar.