1930-1945 Nederlands-Indië en Japan in de Tweede Wereldoorlog



 
De aanval van de Japanners op de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor, (zie foto’s boven) en Britse gebieden in de Pacific op 7 december 1941, leidde direct tot een oorlogsverklaring van Nederlands-Indië aan Japan. Bijna 2500 Amerikaanse soldaten komen om het leven bij deze aanval. Vanaf dat moment is het oorlog tussen Japan en Amerika, direct na de verrassingsaanval verklaart de president Franklin D. Roosevelt het Japanse Rijk de oorlog. In heel Azië brandt de strijd los. Op 8 maart 1942 capituleerde het KNIL en wordt geheel Nederlands-Indië door Japanse troepen bezet. Meer dan 42.000 Europese KNIL-militairen en marinemensen raakten krijgsgevangen plus ongeveer 25.000 Indonesische KNIL militairen. De meesten van deze krijgsgevangenen -vaak in strijd met het oorlogsrecht- moesten daarna zeer zware dwangarbeid aan oorlogsinstallaties verrichten; één derde van hen overleefde dat niet. De Japanners interneren de Nederlanders en delen van de Nederlands-Indische bevolkingsgroep. Duizenden Nederlanders en Indonesiërs sterven in Japanse werkkampen of worden vermoord. Veel Nederlandse meisjes en vrouwen werden gedwongen tot prostitutie, de zogenaamde troostmeisjes. Lees hier meer over in een apart hoofdstuk.

De Slag in de Javazee

Het vlaggenschip Hr.Ms. De Ruyter

 

Karel Doorman 1889 – 1942

Kort na Nieuwjaar 1942 hadden de Japanners een groot deel van de Pacific veroverd. Inderhaast werd uit de beschikbare schepen een vloot gevormd die de Japanse invasievloot, op weg naar Java, moest zien te vernietigen. Vlaggenschip was Hr. Ms. De Ruyter, bevelhebber was schout-bij-nacht Karel Doorman.
De slag in de Javazee op 27 februari 1942 werd een nederlaag. De Japanse vloot bleek veel sterker dan verwacht en bovendien liet de eenheid tussen de Nederlandse, Amerikaanse, Britse en Australische schepen te wensen over. Een gevecht van meer dan 7 uren eindigde kort voor middernacht met de dramatische torpedering van de kruisers Hr. Ms. Java en Hr. Ms. De Ruyter. De hele geallieerde minivloot werd verpletterend verslagen; van de manschappen kon een deel worden opgepikt door onder meer de Britse torpedojager Encounter.

Sloep met overlevenden

Mitshubisi A6M2 Zero – Japans jachtvliegtuig

Op 1 maart 1942 landen Japanse soldaten op de kust van Java. Het wordt een ongelijke strijd. Op het land, en in de lucht, waar de Japanners alle Nederlandse vliegtuigen uitschakelen en de havens en fabrieken bombarderen. Na zeven dagen wordt op 8 maart 1942 de overgave getekend. De strijd was kort omdat de geallieerden – waaronder de Nederlanders – de kracht, de technische uitrusting en de taaie volharding van het Japanse militaire apparaat volledig onderschat hadden.
Japan is de baas in Nederlands-Indië. Een deel van de oorspronkelijke bevolking van Indië verwelkomt de Japanners als hun bevrijders. Het Japanse leger zal de Hollanders verjagen. Indonesië zal deel van een groot Aziatisch rijk worden. De bezetting van Nederlands Indië (door ongeveer 300.000 Japanse en Koreaanse militairen en ambtenaren) werd door een deel van de inheemse bevolking toegejuicht. Het nationalistische deel van de elite werkte samen met Japan: het zou onafhankelijkheid van het Nederlandse juk brengen. Inderdaad werd de basis voor een onafhankelijk land en leger (‘Peta’) gelegd. Anderen wantrouwden de motieven en de methodes van de Japanse bezetting en waren minder enthousiast. Vooral Molukkers, Manadonezen (Sulawesi) en Timorezen pleegden actief verzet.

Onderdrukking. Het grootste deel van de 70 miljoen inwoners, onderging de bezetting gelaten maar leed er in toenemende mate onder. Bijna alle mannen werden op een of andere manier te werk gesteld, vaak als ‘dwangarbeider’, ‘romusha’, of als hulpsoldaat, ‘heiho’. Honderdduizenden werden daarbij naar andere delen van de Archipel, naar Nieuw Guinea, Birma, Siam, de Filippijnen of Japan gedeporteerd.

De snelle Japanse overwinning en de beperkte verdediging die Nederland hier tegenover had kunnen stellen, tastten het Nederlandse aanzien onder de Indonesische bevolking ernstig aan. Het geschonden Nederlandse prestige werd verder ondermijnd door de gerichte Japanse propaganda en door het opsluiten van de Nederlanders in speciale kampen.

Buigen voor de Japanse kampbewaarder. (Bron foto: NIOD)

In zijn propaganda legde Japan nadruk op de eeuwenlange economische uitbuiting door Nederland, in de hoop hiermee de Indonesische bevolking achter zich te krijgen. De blanken zijn eeuwenlang de baas geweest in Azië, maar nu zijn de rollen omgedraaid. Nu moeten de Hollanders buigen voor iedere Japanse soldaat.
Op alle door de Japanners bezette eilanden richtten zij strafkampen in, onder andere op Zuid-Celebes, West-Java, (en Midden-Java en op Ambon. Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen worden in werkkampen gestopt. Het leven daar is heel zwaar, en een op de acht Nederlanders overleeft de kampen niet. In het totaal worden er ongeveer 120.000 Nederlanders geïnterneerd in de zogenaamde Jappenkampen. Daarvan maken meer dan 13.000 mensen de bevrijding niet mee. Ze bezwijken door honger, uitputting en mishandeling.

Jappenkamp.
(Bron foto: SNSD)

Minder bekend is misschien dat er ook subkampen met religieuzen waren, zoals in het kamp Blitar op Oost-Java en in het kamp Kuching in het Maleisische deel (Serawak) van Noord-West Borneo. Kuching was de hoofdstad van Serawak; het lag aan de noordkust van het voormalig Brits-Borneo (thans Brunei), aan de monding van de Serawak-rivier. Het kamp Batoe Lintang lag ongeveer 5 km buiten de stad, het bestond uit 10 verschillende subkampen (met totaal ongeveer 2800 gevangenen), waaronder het priesterkamp.

In het krijgsgevangenkamp. Tweede van rechts: Gouverneur generaal Tjarda van Stakenborgh Stachouwen en rechts de legercommandant ter Poorten

Nederlands-Indië werd verdedigd door het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Het leger bestond uit vrijwilligers en dienstplichtige mannen. Op 9 maart 1942, twee maanden na de inval van de Japanners in Nederlands-Indië, moest het KNIL zich overgeven. De militairen werden krijgsgevangen gemaakt en in aparte kampen opgesloten. De krijgsgevangenen werden gescheiden naar rang, nationaliteit en afkomst. Gouverneur-generaal Tjarda van Stakenborgh Stachouw en legercommandant luitenant-generaal ter Poorten worden op 17 april 1942 door de Japanners opgesloten in kampement 10e bataljon in Batavia.

De meeste Javaanse, Soenandese en Timorese KNIL-militairen kwamen al snel vrij. De Ambonese en Menadonese militairen, die de naam hadden zeer pro-Nederlands te zijn, bleven in krijgsgevangenschap. Ook alle officieren en onderofficieren van het KNIL bleven gevangen. De krijgsgevangenen werden over heel Nederlands-Indië en op andere plaatsen in Azië, Japan, Birma en Maleisië, verspreid. Het leven in de krijgsgevangenenkampen was nog slechter dan in de burgerkampen. De Japanse soldaat werd geleerd dat het een grote schande was om gevangen genomen te worden en zij konden niet begrijpen waarom de Europese krijgsgevangenen uit schaamte geen zelfmoord hadden gepleegd. De Japanse kampbewakers behandelden hun Europese krijgsgevangenen dan ook met minachting. De krijgsgevangenen moesten hard werken bij de aanleg van vliegvelden en spoorwegen. In Nederlands-Indië zelf waren er 202 krijgsgevangenenkampen waarvan tweederde op Java. Van de meer dan 42.000 Nederlandse en Indo-Europeaanse KNIL-militairen kwamen er 8200 om het leven.

De oorlog duurt lang, terwijl Duitsland zich overgeeft blijft Japan gewoon doorvechten. Voor de Nederlanders in de kampen lijkt de bevrijding nog lang niet in zicht. Tegen 1945 zijn de Japanse strijdkrachten ernstig uitgedund: ze gaan zelfs over op kamikazeaanvallen om zoveel mogelijk Amerikaanse doelen te vernietigen. Toch wilde Japan niet opgeven. Daarom besloot de Amerikaanse president Truman Japan tot overgave te dwingen door de steden Nagasaki en Hiroshima op 6 en 9 augustus te bombarderen met atoombommen. De eerste atoombom werd met een B-29 bommenwerper op een hoogte van 9500 meter op Hiroshima gegooid. Het effect was allesverwoestend: de stad werd weggevaagd en bij de klap vielen 78.000 doden en dat aantal zou nog hoger worden. Japan gaf zich echter niet gewonnen waardoor Amerika zich genoodzaakt zag nog een atoombom te gebruiken. Het plan was om deze op de stad Kakuro te laten neerkomen, omdat zich hier de oorlogsindustrie van Japan bevond. Door dichte bewolking werd echter uitgeweken naar Nagasaki. De bom viel op een relatief dunbevolkt gebied, waardoor er minder doden vielen dan in Hiroshima: ongeveer 40.000.

Atoombom op Hiroshima

 

Atoombom op Nagasaki

Hiroshima na de atoombom

 

Nagasaki na de atoombom

Iwo Jima

Iwo Jima is een Japans eiland dat behoort tot de vulkanische Bonin eilanden. Voor de geallieerden was dit dorre vulkanische eiland van groot belang. De Japanners gebruikten het eiland namelijk onder meer als radarwachtpost en als basis voor jachtvliegtuigen. Als de Amerikanen het eiland veroverden kregen ze in een keer de beschikking over drie op het eiland gelegen vliegvelden. Vanaf die vliegvelden konden belangrijke Japanse eilanden en steden gebombardeerd worden. Op 19 februari 1945 begint de Slag om Iwo Jima. Er landen op deze dag ongeveer dertigduizend Amerikaanse mariniers op het Japanse eiland. Iwo Jima werd centimeter voor centimeter veroverd Op 23 februari 1945 slaagde het Amerikaanse leger erin het Japanse eiland Iwo Jima op de Japanners te veroveren. De strijd was hevig geweest want het onooglijke eiland was voor beide partijen van cruciaal belang voor de controle over de regio. De strijd kostte bijna zevenduizend Amerikanen het leven. Aan Japanse zijde sneuvelden 21.570 soldaten. Na drie dagen, werd door de Amerikaanse mariniers, op de berg Suribachidoor de Amerikaanse vlag gehesen. Associated Press-fotograaf Joe Rosenthal maakte er een van de beroemdste foto’s van de Tweede Wereldoorlog.

Mariniers landen op Iwo Jima

Amerikaanse mariniers planten de Amerikaanse vlag op Iwo Jima

15 augustus 1945 Generaal McArthur plaatst namens de Amerikanen zijn handtekening onder het vredesverdrag

De Japanse delegatie arriveert aan boord van het Amerikaanse slagschip Missouri om het vredesverdrag te ondertekenen

Soekarno 1901-1970

Mohammed Hatta 1902-1980

Toen de Nederlanders, na de capitulatie van Japan, dachten het leven van vóór de oorlog weer te kunnen oppakken, werden zij geconfronteerd met het feit dat op 17 augustus 1945 de Indonesische nationalisten Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesia hadden uitgeroepen. Nederland wenste hieraan aanvankelijk niet toe te geven. Pas na twee zogenoemde politionele acties en een guerrillaoorlog werd Indonesië in 1949 officieel onafhankelijk verklaard. Voor de Nederlanders in het vroegere Indië bracht de 15e augustus 1945 dus niet alleen geen bevrijding, in feite markeert die datum het begin van het definitieve einde van het Nederlands-Indië waar zij opgegroeid waren, hadden gewoond, gewerkt en in de oorlog hadden geleden. Toen na de Japanse capitulatie in augustus 1945 de onafhankelijkheidsstrijd uitbrak in het voormalige Nederlands-Indië, eiste dit conflict niet alleen veel slachtoffers, maar bracht ook een grote stroom vluchtelingen op gang. Aangezien Nederland tijdens de oorlog in Europa ernstig had geleden, verliep de opvang van de slachtoffers uit Indië moeizaam. Zij vonden nauwelijks gehoor voor hun ervaringen en problemen. Deze groep raakte in een maatschappelijk isolement, wat hun klachten nog heeft verergerd. De meeste herinneringen aan de Japanse bezetting van Nederlands-Indië zijn opgetekend door de burgers uit de interneringskampen. Er werden, ondanks het verbod en op straffe van strenge lijfstraffen, zeer veel dagboeken bijgehouden.

De Birma spoorlijn

De Japanners dwingen de gevangenen een spoorlijn aan te leggen in Birma. (Birma heet nu Myanmar en ligt vlak bij Indonesië.) Op 16 september 1942 begon men te werken aan de spoorlijn. De Japanse ingenieurs hadden berekend dat men vijf jaar aan de spoorlijn zou werken, aangezien men een één meter brede spoorlijn moest aanleggen over 415 kilometer. Uiteindelijk werd de spoorlijn na 16 maanden al voltooid, omdat de Japanners op grote schaal gebruik maakten van dwangarbeiders.

Aanleg van de Birma spoorlijn

Onder hen waren circa 18.000 Nederlandse krijgsgevangenen uit het voormalig Nederlands-Indië. Onder de gevangenen waren veel KNIL-militairen (Koninklijk Nederlandsch-Indisch leger. Door uitputting, ziekte, ondervoeding en onmenselijke behandeling stierven in anderhalf jaar tijd in totaal meer dan 99.000 spoorwegwerkers, onder wie circa 2.800 Nederlanders. Wim Kan (cabaretier) was één van de bekendste Nederlandse arbeiders aan de spoorlijn. Nadat de spoorlijn in december 1943 werd voltooid, bestond het werk vooral nog uit onderhoud en reparatie aan de spoorlijn door geallieerde bommenwerpers.

Birma spoorlijn

De spoorlijn werd vaak gebombardeerd door de geallieerden. De werkkampen lagen vaak naast cruciale punten van de spoorweg. Dit was er de oorzaak van dat er onder de dwangarbeiders en krijgsgevangenen veel slachtoffers vielen. Oorspronkelijk werden de doden langs de spoorlijn begraven, maar later zijn de slachtoffers herbegraven op drie erevelden: Chungkai en Kanchanaburi, beiden gelegen in Thailand en Thanbyuzayat in Birma. Deze velden werden aangelegd op een initiatief van de Commonwealth War Graves Commission (een Britse organisatie die men kan vergelijken met de Nederlandse Oorlogsgraveninstituut) In totaal heeft de spoorweg het leven van bijna 100.000 mensen gekost. Vanaf het begin van de werkzaamheden in 1942 tot aan de bevrijding in augustus 1945 stierven per dag gemiddeld 75 arbeiders. Niet voor niets zegt men dat elke dwarsligger van deze 415 kilometer lange spoorweg een dode symboliseert.

De lijn is nog altijd in gebruik

Pakan Baroe Spoorweg

De Pakan Baroe Spoorweg, ook wel Sumatra-spoorweg genoemd, was in de Tweede Wereldoorlog de ontbrekende schakel in de verbinding tussen West- en Oost-Sumatra. Vanaf de westkust was er een treinverbinding naar Moeara en aan de oostkant was Pakan Baroe door de diepe Siakrivier en de Straat van Malakka over het water verbonden met Singapore. Aanleg van het ontbrekende tussenstuk, 220 kilometer dwars door het tropische oerwoud, moest de Japanners een betrekkelijk veilige verbinding tussen oost- en westkust opleveren voor transport van troepen en wapentuig. Onder de meest barbaarse omstandigheden werd het monsterkarwei geklaard door geallieerde (voornamelijk Nederlandse) krijgsgevangenen en Javaanse dwangarbeiders (romusha’s). Op 15 augustus 1945 waren slechts enkele krijgsgevangenen op afstand getuige van de Japanse plechtigheid ter gelegenheid van het gereedkomen van de spoorbaan. Zij hoorden de geschreeuwde Japanse bevelen, het verwaaide geluid van officiële toespraken en daarna het fanatieke Banzai-geroep. Maar ze wisten niet dat Japan op dezelfde dag had gecapituleerd. Pas dagen later kwam het bevrijdende nieuws dat velen aanvankelijk nauwelijks konden geloven. De spoorlijn Pakan-Baru-Moecura werd nooit gebruikt. De dwarsliggers zijn verbrand en de rails verroest. In het bedrijfsgebouw op het baanvak staat nog steeds een afgetakelde stoomlocomotief als stille getuige van het werk aan de spoorweg.

Krijgsgevangenen

2.500 Europese krijgsgevangenen – Nederlanders en Engelsen – en vermoedelijk 80.000 Romushas stierven langs de ‘spoorweg’ door ondervoeding en tropische ziekten in een zeer vermagerde toestand, of zo goed als half dood geslagen met zwepen door Japanse en Koreaanse bewakers. Alleen de torpedering in 1944 door Britse onderzeeërs van de Van Waerwijck en de Junyo Maru, twee schepen die afgeladen waren met gevangenen, bestemd voor de Pakan Baroe-spoorweg, kostte het leven aan bijna achttienhonderd gevangenen en vierduizend Javanen.

De Junyo Maru

Het pannetje van Oliemans – Dries Oliemans werkte als Nederlandse krijgsgevangene aan de Pakan-Baroe spoorlijn. Een van zijn weinige bezittingen was dit blikken pannetje. Een tijd lang was hij ziek en niet tot enige arbeid in staat. Bij wijze van tijdverdrijf kerfde hij tijdens zijn ziekbed 277 namen van medegevangenen in het pannetje. Vrijwel alle 520 Nederlandse slachtoffers van de Pakan Baroe Spoorweg rusten op de erebegraafplaats Leuwih Gadjah op Java. De Oorlogsgravenstichting (www.ogs.nl) is verantwoordelijk voor het inrichten en onderhouden van dit ereveld.

Capitulatie

De capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 maakte een einde aan wat de Tweede Wereld-oorlog wordt genoemd. Het politieke klimaat in Nederland vlak na de oorlog werd getekend door schaamtegevoel rondom het koloniaal verleden en gevoeligheden in de relatie met Indonesië tijdens de onderhandelingen over dekolonisatie en daarna. Daardoor duurde het lang voor er van overheidswege erkenning gekregen werd voor het leed van de oorlogsslachtoffers uit de voormalige kolonie Nederlands-Indië en er enige belangstelling kwam voor de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië.

Indië – Monument Den Haag

Arnhem – Bronbeek KNIL-monument

Deze capitulatie werd in Nederland pas in 1970 officieel herdacht, eenmalig. In 1956 wordt een urn met aarde van de erevelden uit Nederlands Indië bij gezet in het monument op de Dam. Andere herdenkingsplaatsen: Arnhem – Bronbeek o.a. het KNIL-monument, het monument voor Japanse vrouwenkampen en de Plaquette in de Tweede Kamer te Den Haag. In 1980 wordt de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 opgericht met ZKH Prins Bernhard als beschermheer om een jaarlijkse herdenking en ontmoeting te organiseren. In dat jaar vindt een grootse herdenking plaats in aanwezigheid van Koningin Beatrix en ZKH Prins Claus.
Sindsdien wordt ieder jaar de herdenking op 15 augustus op verschillende plaatsen in het land georganiseerd. Totdat in 1988 het Indisch Monument aan de Prof. Teldersweg in Den Haag wordt onthuld door H.M. koningin Beatrix en de Indische gemeenschap eindelijk een eigen monument heeft waar men jaarlijks de overleden dierbaren kan herdenken. Dit monument symboliseert het lijden van alle landgenoten in Azië tijdens de Tweede Wereldoorlog. In dat jaar vindt een grootse herdenking plaats in aanwezigheid van Koningin Beatrix en ZKH Prins Claus. In 1999 heeft het kabinet Kok 15 augustus 1945 erkend als het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden.

Arnhem – Bronbeek monument voor Japanse vrouwenkampen

Erevelden

Het Ereveld Kanchanaburi in Thailand herbergt een groot aantal Nederlandse oorlogsslachtoffers die tijdens het aanleggen van de Dodenspoorlijn omkwamen. Hellfire Pass is de naam van een berg doorgang voor het dodenspoor tussen Thailand en Myanmar, het is berucht vanwege de vele gestorven krijgsgevangenen op deze moeilijke locatie. De pas is aangelegd door de geallieerde krijgsgevangen in 1943 tijdens de 2e Wereld Oorlog. Het werken in de nacht bij het licht van de kampvuren gaf deze pas de naam Helffire pass, de pas van het hellevuur. Het is gelegen in een stuk met dichte bebossing.
De pas is ca 500m lang en 26m diep. De pas is in 6 weken aangelegd door de krijgsgevangen met behulp van simpele gereedschappen zoals handboren, houwelen, manden en schoppen. In de periode 1946-1950 werden door de Legergravendienst van het KNIL verspreid over de Indische archipel 22 erevelden aangelegd. Na de opheffing van het KNIL in 1950 werd het beheer over deze erevelden overgedragen aan de Oorlogsgravenstichting. Begin jaren zestig van de vorige eeuw werd in overleg met de Indonesische regering het aantal Nederlandse erevelden in Indonesië verminderd. De stoffelijke resten werden toen herbegraven op zeven erevelden op Java.

Hell – Fire Pass toen

Hell – Fire Pass nu

Hiroshima Mon Amour

Tegen de achtergrond van het door de atoombom verwoeste Hiroshima en de herinnering aan de laatste dag van de Duitse bezetting in Nevers, ontbloeit een kortstondige, intense liefde tussen een Française en een Japanner. Marguereti Duras schreef het scenario en Alain Resnais verfilmde in 1959 het verhaal. Door het onconventioneel gebruik van flashbacks laat Alain Resnais het heden en het oorlogsverleden in het geheugen van de vrouw vloeiend in elkaar overlopen. De sterke litteraire teksten van Marguerite Duras en het gebruik van aangrijpende archiefbeelden maken ‘Hiroshima Mon Amour’ tot een meesterlijke film, met in de hoofdrollen Emmanuelle Riva en Eji Okada.

Emmanuelle Riva en Eji Okada

Voordat ik hier aan begon heb ik veel gelezen over deze periode uit de tweede WO. Gaandeweg viel mij op dat deze strijd van Nederlands-Indië en Japan inderdaad onderbelicht is geweest en heb ik mij hier nog meer in verdiept. Hartverscheurend zijn de verhalen van de veteranen in het boek: De rijst is al pap geworden. Het is te veelomvattend om het hele verhaal te vertellen, maar ik heb getracht om het zo goed mogelijk in verkorte vorm weer te geven.

Ilse Steel

Er zijn veel boeken, ook recent, verschenen over deze periode, en op internet is ook veel te vinden.

Bronnen:
Eigen bibliotheek:
Klaas Jansma & Meindert Schroor – Onze vaderlandse geschiedenis
Geillustreerde encyclopedie Uitgeverij Spaarnestad
Marguerite Duras – Hiroshima mon amour

Andere bronnen:
Jeannete van der Kamp – De rijst is al pap geworden
Brigitte Ars – Troostmeisjes
Historia tijdschrift
Oorlogsgravenstichting
Nationaal Comite 4 & 5 mei
Stichting herdenking Siam-Birma spoorweg & Pakan Baroe spoorweg
Instituut voor sociale geschiedenis
Historieknet
FP – Media nieuws WO 2
cmo. nl/erfgoed
Tri Jaya Tour & Travel

Naar volgende pagina

Naar vorige pagina

Terug naar 1930-1945

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten