Heb je wel gehoord van den machtigen bond,
Den Bond voor Staatspensioeneering?
Die voor de oudjes op Nederlands grond,
Vraagt om recht aan de regeering?
Hoezee, hoezee,
Doet allen daar aan mee,
Doet wat uw hart U zegt,
Denkt, dat het is des werkmans recht!
Doet wat uw hart U zegt,
Denkt, dat het is des werkmans recht!
Toen voor vele jaren die vraag werd gedaan,
De Bond telde weinig leden,
Zag men die menschen vol minachting aan,
En noemde hen ontevreden,
Zoo’n vraag, zoo’n vraag,
Die hoort men niet graag,
Men noemde die brutaal,
Of op zijn minst toch abnormaal.
Men noemde die brutaal,
Of op zijn minst toch abnormaal.
Spoedig werd ’t anders, de vraag werd herhaald,
Doch krachtiger dan tevoren,
Niet langer werd op ons beginsel gesmaald,
Men moest onze eisch wel hooren,
’t Was taal, ’t was taal,
Van mannen, hecht als staal,
De vraag, eens zoo veracht,
Dat werd een eisch, vol fierheid en kracht!
De vraag, eens zoo veracht,
Dat werd een eisch, vol fierheid en kracht!
Thans werd openbaar, dat ten deele reeds,
Iets uit die vraag is geboren,
Al zijn ook de vruchten nu nog niet veel,
Toch zal eens de morgen gloren,
Dat ’t recht, dat ’t recht,
Wordt d’ oudjes toegezegd,
Dat ieder, vrouw en man,
Het Staatspensioen dan krijgen kan!
Dat ieder, vrouw en man,
Het Staatspensioen dan krijgen kan!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.