Aan het strand stil en verlaten
Bij het klimmen van de maan
Ziet men daar een aardig paartje
Zeer van weemoed aangedaan
Liefste ‘k moet je gaan verlaten
Morgen ga ik weer naar zee
En dan trouw ik als ik thuiskom
Hier op Hollands stille ree
Maar zij sprak, ach liefste mijne
Spreek zo ver niet in’t verschiet
Want de zee is vol met mijnen
En die dingen zie je niet.
Dobb’rend op de woeste baren
Zeilde ’t scheepje eenzaam voort
Maar opeens wat er gebeurde
Een ontploffing werd gehoord
’t Schip verging al in de diepte
Angstig keek hij om zich heen
Nergens kon hij redding vinden
Grote god waar moet dat heen.
Wijl hij worstelt met de baren
en de dood voor ogen ziet
Smeekt hij, God heb toch erbarmen
‘k Heb haar lief vergeet dat niet
Aan het strand stil en verlaten
Ziet men daar een meisje staan
Die al turend en al smachtend
Wacht de komst van haren man
Hij zou immers wederkeren
Hij beloofde mij toch trouw
En dan krijgt ze zo’n verlangen
Wordt ik toch zijn lieve vrouw
Maar hij keerde nimmer weder
Want de dood waart om ons heen
En zij keerde telkens weder
Aan het strand stil en alleen
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.