Jan Kandij ging trouwen
en de heele troep,
mannetjes en vrouwen,
stonden op de stoep.
Zij zouden er van lusten,
bij hem in de buurt
had hij voor een prikje
een zolderschuit gehuurd, ja.
[Refrein:]
Daar ging de heele keet,
Jan Kandij en Truitje,
op hun zolderschuitje,
keel knusjes aangekleed,
met een wijde broek
en de rokjes breed.
Zeven muzikanten
en de groote trom,
waren aangenomen
door de Bruidegom.
Dertig kan jenever,
twintig kan citroen,
een pot boerenjongens,
een juffertje in ’t groen.
[Refrein]
Bruidsuikers en schuimpjes
werden rondgedeeld.
Geef me nog een drupje
door het orkest gespeeld.
Moeder Trui ging dansen,
maar zij was zoo zat,
dat zij overboord viel
en kreeg een gratis bad.
[Refrein]
Dreggen, stokken, haken,
werden uitgezet.
Jan Kandij riep: stop maar,
zij drijft wel op haar vet.
Eindelijk men het vrachtje
binnenhalen kon,
Toen stond Trui haar moeder
in haar pantalon.
[Refrein]
Toen was er mot gekomen,
omdat Jan Kandij
een lobbes had gekregen,
van Miet Rijstebrij.
Trui begon te schreeuwen:
leelijke marmot,
als je aan mijn vent komt,
dan sla ik jou kapot.
[Refrein]
Het was goed afgeloopen,
weer teruggekeerd,
toen hadden Jan en Truitje
hem stiekumpjes gesmeerd.
Niemand kon meer kijken,
iedereen was zat.
Maar toch klonk tot afscheid:
ik heb zoo’n lol gehad.
[Refrein]
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.