
Bij gindse grijze toren, daar staat een lindeboom.
Ik droomde in zijn schaduw zo menig zoete droom.
En op z’n schors daar schreef ik zo menig dierbaar woord.
Ik ging in vreugd’ en lijden erheen steeds ongestoord.
Erheen steeds ongestoord.
Toen ik vandaag ging wand’len voorbij die oude boom.
En sloot mijn beiden ogen kwam t’rug in mooie droom
En alle twijgen riepen heel zacht mij welkom toe,
Kom rusten in mijn schaduw, als jij je voelt heel moe.
Als jij je voelt heel moe.
De koude wind die blies toen mij recht in het gezicht.
Mijn hoed en haren vlogen gelijk een veer zo licht.
Nu ben ik verwijderd, toch roept een stem mij toe,
Kom rusten in mijn schaduw, als jij je voelt heel moe.
Als jij je voelt heel moe.