
In ’t verre Transvaal, in Zuid-Afrika’s land
Was een hevige strijd voor de vrijheid ontbrand,
Voor ’t vaderland streed men, voor vrijheid en recht,
Liever dood was de leuze, dan slaaf of knecht.
Zelfs jeugdige knapen, zij melden zich aan,
Om mee met de dapperen te strijden te gaan,
Het zijn er de jongens van ’t boerenbloed,
Het heldere oog vol lustigen moed.
Mijn Pieter, je bent nog pas dertien jaar,
Uwe moeder vreest wis voor haar lieveling gevaar,
En wie toch beschermt haar als ze thuis blijft alleen,
Uwe broeders zijn allen naar ’t legerkamp heen.
Maar vader, niet meegaan, dat is toch een kruis,
Zuster Leentje blijft immers bij moeder tehuis.
Gij weet hoe zij raakt, zoo dikwijls zij schiet,
Als zij hier blijft, dan roeren de kaffers zich niet.