Drie kleine kinderen die aan ’t spelen waren dicht bij het strand
Kwamen eensklaps een bootje t’ ontwaarden aan den zeekant
Kom sprak één luid ‘k zal u bevelen, ‘k ben kapitein
Laten wij vlug matroosje gaan spelen, ’t zal kermis zijn
De kabels los gemaakt en ons in schoot vergaard
De zeilen in de wind en naast elkaar gezeten
Zo riepen ze gezwind ons moedertje zal het niet weten
Hoe zee, hoe zee
Maar ginderver gaat de wind aan het huilen
En menige visserssloep die zich nog gaat verschuilen
Refrein:
Kinderen lief pas op voor het gevaar
En let toch op die grauwe wolken daar
De wijde zee brengt steeds zo veel verdriet
Kinderen lief speel nooit aan het water niet
De kleine boot is weldra verdwenen in woeste vaart
In gindse hut zit een moeder te wenen dicht bij den haard
De kleintjes zijn niet thuisgekomen, wat scheelt er hen?
Daarbuiten valt de regen aan stromen, ’t is storm op zee
Moeder moeder, maar ’t is te laat
De wind slaat het bootje aan puinen
En ’s anderendaags bij dageraad
Liggen hun lijkjes in de duinen
Refrein
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.