Een jongeman van achttien jaren,
Die aan een meisje zijn liefde kwam verklaren.
Maar toen hij had haar van haar eer ontrukt,
Liet hij haar achter onder diepe druk.
De and’re dag kwam hij haar tegen,
Toen blonk een traan van droefenis hem tegen.
Zij sprak: ‘Jongmens, bedenk toch wat gij doet!
Hetgeen ik draag is van uw vlees en bloed.’
Hij nam haar daad’lijk mee naar buiten,
Al naar dat bos waar die vogels fluiten.
Hij nam haar mede toen naar een rivier
En sprak: ‘Mijn lief uw rustplaats die is hier!’
Hij heeft haar daarop vastgegrepen
En met zijn mes gaf hij haar zeven steken.
Ja zeven steken, zij viel aan zijn voet,
En lag te baden in haar jeugdig bloed.
Adieu mijn Vader, Adieu mijn Moeder,
Adieu mijn Zuster, adieu mijn Broeder!
Moet ik zo jong van deez’ wereld af,
Moet ik hier rusten in dit kille graf?
Aanschouwt die moordenaar, ziet hem daar lopen,
Hij, die geen rust of duur meer mag verhopen!
Ziet hem daar gaan, die ogen vól van traan;
Hij moet nu levenslang in de gevangenis gaan!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.