Als de zwaluw weer zweeft en weer zwiert
En de bloesem de bomen dan siert
Is de lente weer daar, net zoals ieder jaar
Dat wordt door de natuur zo bestierd
Als de koekoek de leeuw’rik begroet
En de liefde ons leven verzoet
Gaan hij en zij, vrolijk en blij
’s Avonds d’r op uit met z’n bei
Refrein:
Het is zo fijn, zo fijn, zo fijn
Bij maneschijn, neschijn, neschijn
Zo saâm te zijn, te zijn, te zijn
Wat wil je meer.
Eerst krijg je ’n lach, ’n lach, ’n lach
Dan volgt ’n hand, ’n hand, ’n hand
En dan ’n zoen, ’n zoen, ’n zoen
Voor d’ eerste keer.
En als j’ haar dan vraagt waar zij het meeste van zou houwen
Dan zegt die schat als ik maar gauw met jou zou trouwen.
Het is zo fijn, zo fijn, zo fijn
Bij maneschijn, neschijn, neschijn
Zo saâm te zijn, te zijn, te zijn
Wat wil je meer
Door de bosjes, of zo langs de zee
O, daar dwaal je zo knus met z’n twee
Dat ’s bekend hoor die pret, elke bank is bezet
Lenteliefde, dat is a,b,c
Hij spreekt eerst over ’t weer en zo meer
En dan kijkt zij hem aan zo een keer
En ’t lieve kind – zegt: domme vrind
Weet je wat ik reuze vind?
Refrein
En denk niet dat ’s alleen voor de jeugd
Wie zegt dat U daar ook niet voor deugt
Al ben je zestig jaar reeds getrouwd met elkaar
Op zo’n bank vind je weer lentevreugd
’t Gaat alleen niet zo ’t eens is geweest
Want zijn arm werd te kort voor haar leest
‘r taille is slank, vult heel de bank
En zij zingt quasi bedeesd
Refrein
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.