Aan ’t strand stond een meisje,
Een kind van de zee.
Zij klaagt een matroosje,
Haar droefheid en wee:
‘Het liefste op aarde,
Dat ging van mij heen.
‘k Heb jou slechts alleen nog,
Laat mij niet alleen!
Refrein:
Neem mij met je mede,
‘k Ben thuis op de baren.
Bij jou wil ik zijn,
Ook al dreigen gevaren.
Wij behooren tezamen,
Als de wind en de zee.
Van jou kan ‘k niet scheiden,
Ach neem mij met je mee!
Wij behooren tezamen,
Als de wind en de zee.
Van jou kan ‘k niet scheiden,
Ach neem mij met je mee!
Mijn Vader en broeders,
Die bleven op zee.
Een woedende storm,
Nam hun lichamen mee.
Mijn moedertje stierf,
Door ’t eind’loos verdriet.
’t Was ’t noodlot, dat mij hier
Alleen achterliet!
Refrein
De zee ruischte zachtkens,
Haar oeroude lied.
De tijd ging voorbij, doch
Zij merkten het niet.
Vergetelheid vond ze
in liefde met hem.
En zacht, als van verre,
Klonk smekend haar stem:
Refrein
Daar klonk de sirene,
Hun roes werd verstoord.
‘Kom mee, lieve meisje,
Ik breng je aan boord.
En waar we belanden,
Daar bouw ik een huis.
Daar zijn we gelukkig,
Daar vinden w’ons thuis!’
Refrein
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.