Home / Liedjes / Oorlogs wee

Oorlogs wee


De oorlog kwam en ieder moest gaan strijden,
Men had zich daar op elke man gesteld.
Hij was nog jong en moest mee gaan strijden,
Hij had zijn achttien jaar geteld.
Zijn lieve moeder die hem zag vertrekken,
Wenschte hem hem de laatste afscheidswoorden toe.
Des avonds als hij zijn eigen uit streken,
Hoorde hij de woorden van zijn lieve moe.

Refrein:
Lieve zoon, hou je geweten schoon.
Wees moedig mijn jongen en wees oprecht,
Stel u als man aan in ieder gevecht.
Voor vrouw en kind weest daavoor een vriend,
Zij hebben u nog nooit kwaad gedaan.
Laat hun met vrede gaan.

Op een dag van hevige strijd,
Werd de jongeling een brief gebracht.
Hij was van zijn zuster en hij was verblijd,
En had er al dagen en nachten op gewacht.
Hij las en kon opeens niet verder komen,
En met een verwoeste kreet,
De vijand had de stad genomen,
Men was daar zoo onmenschelijk wreed.

Refrein:
Ik sta hier alleen,
Niemand om mij heen,
Mijn moeder hebben zij wreed vermoord.
Onzeedelijk hebben zij haar gesmoord.
Alles is kwijt, onteerd voor altijd,
Ik sta hier aan alles nu bloot,
Mij wacht alleen de dood.

Van al de rampen die hij nu hoorde,
Heeft hij zich dadelijk bij hen vergaard,
Bij die steelden, roofden en moordden,
De vijand had hun rechten niet gespaard.
Opeens moest men de stad gaan overgeven,
En plunderde daar keer op keer,
En spaarde daar geen menschenleven,
Men velde daar een ieder neer.

Refrein:
Eens z’n goed thans bedekt met bloed,
Vroeger opgepast en flink voorwaar,
Thans een dief of moordenaar.
De schuld daaraan ligt niet aan die man,
Maar menschen ik zeg het u oprecht,
De oorlog maakt de menschen slecht.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten