
Ik heb een tante en een oom,
Ja dat geval zit zo:
Mijn ome die heet Piet
En tante’s naam die is slechts Co.
Nu is hij pas gepensioneerd
En veertig jaar getrouwd,
Maar beiden zijn nog o zo fit
En voelen zich niet oud;
En zo sprak zij: ‘Zeg hoor eens Piet
Jij kwam steeds tijd tekort,
Maar nu wil ik, en jij doet mee,
Wat meer gaan doen aan sport’.
Refrein:
Die tante Co en ome Piet
Doen toch zoveel aan sport,
Want tante Co beweert
Dat je daar weer zo jong van wordt.
Ze zwemmen en ze doen aan gymnastiek.
Ik wou dat U dat werk’lijk nu eens zag.
Ze lopen de vierdaagse mee
En trainen ied’re dag.
Ja, die tante Co en ome Piet!
Toen bouwde oom de zolder om,
Dat werd een sportlokaal.
Voor springmat kwam een heel oud kleed,
Gerafeld en wat kaal.
Maar tante Co zei: ‘Da’s niet erg,
We doen het er maar mee!’
En ’s morgens vroeg dan hoor je al:
‘Buig door nu, éne twee.’
De radio staat dan al aan
Met ochtend-gymnastiek.
De buren worden wakker
En zij dienen van repliek:
Refrein
Zo gaat het voort, de hele dag,
Ze worden niet gauw moe,
Want ’s middags gaan ze met z’n twee
Ook naar het zwembad toe.
En tante roept dan: ‘Hou je taai!’
‘ ’t Gaat best’, juicht ome Piet.
Een week of wat en je zult zien,
Dan slaan we Nel van Vliet.’
Ze doen hun best en trainen maar,
’t Gaat goed zo met die twee.
En tante zegt: ‘Ik doe ook
Met d’ Olympiade mee!’
Refrein