 
                 
                 
                    Bij ’t echtpaar De Wit belde midden in de nacht de brave ooievaar  
En wat hij bracht, werd al verwacht: de wieg stond dus al klaar  
De nieuwe Pa en nieuwe Ma die waren in hun sas  
Omdat hun eerste kinderschat zo welgeschapen was  
   
Refrein:  
Twintig kleine vingers, o, wat zijn ze klein  
En twintig teentjes, dat moet een tweeling zijn  
Een heeft een wipneus, daarom lijkt ze precies op Ma  
En die andere schat, die and’re schat  
Die lijkt precies op Pa, Pa, Pa, Papada Pa, Pa, Papa  
   
De jonge mama is de hele dag in touw want baby’s eisen tijd  
Maar ook papa is aan z’n kroost veel vrije uurtjes kwijt  
Dan maakt hij warme badjes klaar en spoelt hij luiers schoon  
Van vrouwtje lief krijgt hij dan steeds een extra kus als loon  
   
Refrein  
   
Een tweeling is leuk maar hij brengt heel wat zorg, daar sta je van versteld  
’t Is dubbel dit en dubbel dat en dat kost heel veel geld  
Als Maatje daar soms over spreekt, zegt Paatje: ‘Beste meid  
Wij hebben immers van die twee ook dubbel aardigheid.’  
   
Refrein  
   
En die andere schat, die and’re schat  
Die lijkt precies op Pa, Pa, Pa, Papada Pa, Pa  
Pa, Pa, Pa, Papada Pa, Pa, Pa, Pa, Pa, Papada Pa, Pa  
Pa, Pa, Pa, Papada Pa, Pa, Pa, Pa, Pa, Papada Pa, Pa, Papa
 
                     
                