Als bakvis van zestien, met een meisje te saam,
was altijd mijn leuze, de man van mijn keuze,
dat moet er een zijn met een heel mooie naam,
het liefste nog Rudie, en dan donker, of Harry,
of Johnny, maar dan blond, of wat denk je van Larry?
Maar kom ik nu zo’n vriendinnetje tegen,
en ze vragen: “Hoe heet ie?’, dan lach ik verlegen:
[Refrein:]
Want de mijne heet Piet, Piet,
doodgewoon Piet.
en noem ik hem Piëtro, dan antwoordt hij niet.
Geen Pieter, geen Perry, dan heb ik zo herrie.
Hij zegt, al die onzin is goed voor een lied.
dus noem ik hem Piet, Piet!
Als we ’s avonds saampjes naar de bios toe gaan
en we zien Ingrid Bergman, daar is hij heus weg van,
en ‘k zie dan wat daar met een zoen wordt gedaan,
wanneer ze na zo’n omhelzing kreunt: ,,Oh Johnny’!
dan denk ik, dat doe ik ook straks thuis, met mijn honey
Maar meestal rust op zo iets dan geen zegen,
want kreun ik: “Oh Piet’, dan valt het zo tegen.
[Refrein]
Toch, als ik mijn man nu eens heel goed bekijk
en ‘k kijk ik zijn ogen, die me nooit nog bedrogen,
dan ben ik met hem toch de koning te rijk.
En mocht ik dan ook eenmaal de vreugde beleven,
aan een zoon, een stamhouder het leven te geven,
dan lijdt het geen twijfel hoe die zal heten,
want lijkt hij op manlief, u mag het wel weten:
[Refrein:]
Kijk, dan heet-ie heus Piet, Piet,
doodgewoon Piet.
Want ach, in zo’n naampje, daarin zit ’t hem niet.
Geen Peter, geen Perry, geen Harry, geen Larry,
maar als hij als pappie het leven beziet,
dan noem ik hem Piet, Piet!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.