De zon ging moe ter ruste
In ’t purperen bed van licht,
De vogels zochten ’t nestje
In ’t lover, warm en dicht.
Een luchtig witte sluier
Golft uit de verte aan,
En dekt de tere bloemen,
Die zoet te dromen staan.
Het wordt zo stil en vredig,
Een verre dorpsklok slaat,
En op de grote weide
Een schaapje klaaglijk blaat.
De maan staat als een herder
In ’t tink’lend sterrenheir,
De wind zingt door de blâren
Een liedje, zacht en teer.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.