
Wij zingen van de boeren en boerinnen,
Wij zingen van de hele boerenstand,
Die het altijd door van elke stand zal winnen,
Die het sieraad en de trots is van ons land.
Ja, de boeren, de boeren en boerinnen,
Zijn de glorie en de rijkdom van ons land.
Wij zingen van de boter en de kazen,
Wij zingen van de melk en van de wei,
Die de hele wereld altijd doen verbazen,
Die de glorie zijn van elke boerderij.
Ja, de boeren, de boeren en boerinnen,
Zijn de glorie en de rijkdom van ons land.
Wij zingen van de erwten en de bonen,
Wij zingen van de bieten en het graan,
Die de boeren, als de oogst het werk wil lonen,
Met d’r centen naar de spaarbank toe doen gaan.
Ja, de boeren, de boeren en boerinnen,
Zijn de glorie en de rijkdom van ons land.