Ik ben een jong en jolig meisje,
En ken gelukkig geen verdriet,
Ik hoor zo graag een aardig wijsje,
En zing daarom een vrolijk lied:
Tra-la-la-la-la-la-la-la,
Tra-la-la-la-la-la-la-la.
Ik ben vooraan bij alle pretjes,
Geen mens, die meer daarvan geniet,
Maar overal hou ik mij netjes,
En steeds fatsoenlijk is mijn lied:
Tra-la-la-la-la-la-la-la,
Tra-la-la-la-la-la-la-la.
Mocht somtijds iemand op mij kijven,
Dan lach ik niet dat men het ziet.
Maar kan toch ernstig niet goed blijven,
En neurie zachtjes dan mijn lied:
Tra-la-la-la-la-la-la-la,
Tra-la-la-la-la-la-la-la.
Getrouw en eerlijk wil ik wezen,
En ook aan vlijt ontbreekt het niet
In bei mijn ogen kan je ’t lezen,
En zeker hoor ’t aan mijn lied:
Tra-la-la-la-la-la-la-la,
Tra-la-la-la-la-la-la-la.
En word ik groot en krijg ik zorgen,
En moog’lijk kommer en verdriet
‘k Zoek steun en troost op elken morgen,
Bij God den Heer en bij mijn lied:
Tra-la-la-la-la-la-la-la,
Tra-la-la-la-la-la-la-la.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.