Kind’ren, naar buiten, het zonnetje lacht!
Ziet toch eens rond, wat de morgen u bracht:
’t Vrolijke, zonnige leven!
’t Schittert daar buiten van blauw en van goud;
Vogeltjes schaat’ren in ’t bloeiende hout,
Vriendelijk lachen de dreven!
Geur stijgt ten hemel van bloesem en blad,
Mee op het pad! Mee op het pad!
Kind’ren naar buiten, het veld is nog nat!
Dauw ligt te flonk’ren op bloesem en blad,
Schitter u vriendelijk tegen.
’t Zonlicht maakt plassen tot spiegels van goud;
Tovert een tint’lende sluier voor ’t woud,
Sprenkelt zijn goud op de wegen.
Kind’ren naar buiten, ontvlucht nu de stad,
Mee op het pad! Mee op het pad!
Kind’ren naar buiten, natuur is zo mooi!
Ziet toch haar rijke, haar feest’lijke tooi,
Feesttooi in ’t zomergetijde!
Paart er uw liedjen aan ’t vogelgezang,
Kort is de zomer, maar winter duurt lang,
Zingt er uw liedeke blijde!
Kind’ren naar buiten, ontvlucht nu de stad,
Mee op het pad! Mee op het pad!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.