
Zou ik niet mij moeder eren
Ach, wat deed ze niet voor mij,
Wat mijn lust is mag ik leren
Ben ik vrolijk zij is blij.
Ben ik ziek ik hoor haar klagen
En wanneer ze bij mij zit,
Met haar arm om mij geslagen
Ja, dan weet ik dat ze bid.
Ik zal haar altijd beminnen
Altijd doen wat haar behaagt,
Nimmer wil ik iets beginnen
Waar mijn moeder over klaagt.
Ja, dan bidt zij dat ik spoedig
Mag bevrijd zijn van mijn smart.
Word ik beter hoe blijmoedig
En hoe dankbaar is haar hart.
Ik zal haar naam met eerbied noemen,
Als ze neerdaalt in haar graf
En Gods goedheid altijd roemen,
Die mij zulk een moeder gaf.