
De morgen breekt aan, de morgen breekt aan.
Komt, makkers naar buiten, en stemmen we een lied,
Tot welkom van bossen en velden en vliet.
De vogeltjes groeten u allen gelijk.
Dat vroolijke volkje, gelukkig en rijk,
Dat vroolijke volkje, gelukkig en rijk.
Hoe schoon is het bosch, hoe schoon is het bosch.
Wij aêmen er geuren, verkwikkend en zoet,
De morgenlucht sterkt en verfrischt ons het bloed.
De stad is nu verre met al haar gewoel.
Maar dicht bij de hemel en ’t lentegevoel,
Maar dicht bij de hemel en ’t lentegevoel.