
De smid, ha de smid is aan ’t smeden, aan ’t smeden!
Hoe davert zijn hamer beneden, beneden!
Hij slaat, dat de smidse-er van dreun, er van dreunt,
Terwijl hij zijn liedeke deunt:
Refrein:
’t IJzer is warm,
Staal in de arm!
’t IJzer is heet,
Lustige gesmeed!
’t IJzer is warm,
Staal in de arm!
’t IJzer is heet,
Lustige gesmeed!
Hij blaast en daar sprankelen vonken, ja vonken;
In ’t vuur ligt het ijzer verzonken, verzonken,
Weldra is het weder in gloed, weer in gloed,
Hij zingt met nog meerdere moed, meerdere moed:
Refrein