
Wakk’ re mannen spoedt ter redding,
Spoedt U met de reddingsboot.
Immer luider smeekt om hulp U,
’t Scheepsvolk in zijn stervensnood.
Immer luider smeekt om hulp U,
’t Scheepsvolk in zijn stervensnood.
Zie daar snelt het ranke vaartuig,
Klieft door schuim en golven heen.
Moedig strijdt de macht der liefde,
En bij het keren mist er geen.
Moedig strijdt de macht der liefde,
En bij het keren mist er geen.