
Wij zijn rijke, rijke, rijke marionse, marionetten.
Wij zijn rijke, rijke, rijke, rijke marions.
Wij zijn arme, arme, arme marionse, marionetten.
Wij zijn arme, arme, arme, arme marions.
‘k Wou zo graag uw dochter hebben, marionse, marionetten.
‘k Wou zo graag uw dochter hebben, marions.
Wat zult gij mijn dochter geven? marionse, marionetten.
Wat zult gij mijn dochter geven? marions.
Warme broodjes met chocolade, marionse, marionetten.
Warme broodjes met chocolade, marions.
Hoe zult gij mijn dochter kleden? marionse, marionetten.
Hoe zult gij mijn dochter kleden? marions.
’n Strooien hoed met polkaveren, marionse, marionetten.
’n Strooien hoed met polkaveren, marions.
Dan kunt gij mijn dochter krijgen, marionse, marionetten.
Dan kunt gij mijn dochter krijgen, marions.