
Heft aan, heft aan een luiden zang, laat al wat leeft die horen!
’t Weergalme door het kerkgewelf,
’t weerklinke door de hemel zelf, dat Jezus is geboren!
Hij zetelt in geen trots paleis. Hij vraagt geen eerbetoning.
Hij draagt geen purper en geen kroon, een houten krib:
ziedaar Zijn troon; een stal: ziedaar Zijn woning.
De blijde herders kwamen daar, en hebben toen gevonden,
Maria en het heilig Kind, in wie de mens de Vader vindt,
verzoenend onze zonden.
Eens breekt de dag des Konings aan, dan komt Hij op de wolken.
De hemel zal weer opengaan, en ’t heilig kruis als teken staan,
dat Hij redt alle volken.