
Ik kniel aan Uwe kribbe neer, o Jezus, Gij mijn leven!
Ik kom tot U en breng U, Heer, wat Gij mij hebt gegeven.
O neem mijn leven, geest en hart,
en laat mijn ziel in vreugd en smart, bij U geborgen wezen.
Voor ik als kind ter wereld kwam, zijt Gij voor mij geboren.
Eer ik een woord van U vernam, hebt Gij mij uitverkoren.
Voordat Uw hand mij heeft gemaakt,
werd Gij een kindje, arm en naakt, hebt Gij U mij gegeven.
Temidden van de nacht des doods zijt Gij, mijn zon, verrezen.
O zonlicht, mild en mateloos, uw gloed heeft mij genezen.
O zon, die door het duister breekt, en ’t ware licht in mij ontsteekt,
hoe heerlijk zijn uw stralen!