G’lijck den grooten rapsack,
Vloot den Speck verbaest,
Als een wind die blaest.
Siet hem met sijn knapsack
Loopen in der haest
Als een hond die raest.
O ghij stad van Leyden!
Dit stuck bemerck
En laet toch verbreijden
Gods wonder werck.
De Boergoensche vanen
Vlogen op de vlucht,
Met een groot gerucht,
En de Castiljaenen
Waren oock vol sucht
En geheel beducht
Door de hooge stromen
En menig man,
Die sij sagen komen
Dick krielen aen.
Wilt Gods eer verbreijen,
Die nu kleijn en groot
Vrij maeckt van de doot,
En naer droevig schreijen
U dus sent in noot
Overvloedig broot.
Lof dan, prijs en eere
Moet sijn geseijt
God ons aller Heere
In eeuwig heyt.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.