Hoort, kindren! wat een klaar geluid
Dringt ginder door de bladren heen!
De vogels zijn allang in slaap,
En zóó, zoo zingt er zeker geen.
Wie of zóó heerlijk zingen kan?
’t Is waar, mijn hartje klopt er van!
Stil!–Dat is vast de nachtegaal,
Daar Moeder lest zooveel van zeî;
‘k Wist niet, dat dàt te hooren was
Wanneer men ons te slapen leî,
‘k Had anders Moeder lang verzocht,
Of ik wat laat naar bed toe mogt?
Och! zoo ik ooit weêr ziek mogt zijn,
‘k Woû, dat het voorjaar dan begon;
Dan hoorde ik vast den nachtegaal
Wanneer ik ’s nachts niet slapen kon!–
Zeg, Moeder! zingt dat lieve beest
Wel niet voor zieke kindren meest?
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.