
Ik droomde van een gouden vogel
Bezet met edelstenen en vleugels van satijn
Zij nam mij mee naar de hoogste sferen
Om te plukken diamanten smaragden en robijn
Doch mijn mandje had geen bodem
Toch bleef ik plukken aards als ik was
Tot ik vermoeid van onder haar vleugels glipte
En naakt terug plofte op mijn harde matras
Waarom onderkennen wij niet die ene
Die liefde wilde geven om wat je bent
In een ieders leven eens te beleven
Waaraan voorbij is gegaan en niet herkend