
(een tegeltje)
De tranen dralen traag ter wangen
De hoek des monds raakt aangedaan
En trilt, als beelden die verwrangen
In hart en ziel en geest ontstaan
Gedachten die naar wraak verlangen
Terwijl je weet “Het gaat niet aan
Het meelij-bitter aan te hangen
Dat door jezelve is ontstaan”