
Reeds als een zuigeling lag hij het liefst te tullen
Aan beide tepels van zijn moeders borstenpaar
En hij genoot er van als rokers de sigaar
Had hij geen tepel in zijn mond dan was het brullen
Een paar jaar later toen de speen niet meer bekoorde
Zoog hij aan lollies, zuurstok en op veters drop
Ook langevingers zoog hij met genoegen op
Terwijl zoethout voor hem het allerhoogste scoorde
Het alsmaar lurken resulteerde in verslaving
Hij werd humeurig zonder zuigtuig in zijn mond
Vandaar dat hij reeds jong de nicotine vond
Ter psychologisch-en-lichamelijke laving
Hij zuigt zich nu al jarenlang de kankervellen
Aan ’t geurig okselhaar van Weduwe Van Nelle