
Vergeefs zoek ik naar de pomp
de boomgaard en de stallen
meegenomen door de wilde wind
met al mijn meisjesdromen.
Bomen blijven bomen, de weiden
ook groen en liefde is eeuwig.
Kon ik nog één dag wonen
bij mijn eerste lief.
Verdwaalde vreemdeling ben ik.
Heeft ‘hier’ hier ooit bestaan?
Waar esdorens horen in de hof
staan nu de strakke, kale huizen.
Toch komt mijn jeugd hier tot leven
bij het oude boerenhuis van opa en oma,
omdat men mij, mijn Vlaamse taaltje,
net als vroeger nog verstaat.