
Dat poëzie
een verschrikking,
als de liefde is.
Een dwingende minnares
die op straffe
van
woordenpest en zinnenrot
niet met zich laat dollen.
Nee zij eist haar
volle aandacht
en keihard slaat zij,
als haar huid onberoerd blijft,
toe
zo dacht ik
‘ik laat haar links liggen’
Een week,
twee weken,
Onbarmhartig sloeg zij toe.
Woordenpest en zinnenrot,
builenletters verkrampten mijn
door pijndolgedraaide poëziel.
dat liefde,
dat poëzie,
een daad is
een onvermijdelijke daad,
blijkt toch maar weer.
Gelukkig blijkt dat
toch maar weer.