
Als de noordooster door de dorre bomen huilt
Gaan ogen lopen, koude tranen op de wangen
Die zout en nat van smaak de wangen klef behangen
Tot het in ’t hoekje van mijn mond naar binnen druilt
En als ik bij het klussen op mijn vingers sla
Dan heb ik niet meer dan drie dingen te beslissen
Wordt het gevloek dan wel een scheut urine pissen
Of kom ik tot ’t besluit dat ik aan ’t janken ga
Maar ook bij ’t vrijen komt het oogvocht vaak te pas
Als het zo knus is en ik lig er te genieten
Van ronde dijen en twee welgevulde tieten
Dat is echt leven, plat van vloer, doch klaar als glas
En als ’t orgasme tintelt tot in al mijn tenen
Dan moet ik van geluk altijd een traantje wenen