
De haven, de pieren,
de netten, de kleuren.
De viskisten, oud
met heel eigen geuren.
De trossen, de ankers,
oud ijzer voor’t oog.
Dat is een haven,
die houden wij hoog.
De haven, het thuisdoel
van al onze reizen,
daar wil iedere zeeman,
zich steeds bewijzen.
Elke jongen droomt vaak
van de zee,
elke man wil ook altijd varen.
Van lichtmatroos tot kapitein,
naar de zee,
met al de gevaren.
In de haven is het begonnen,
je eerste start op een oude schuit,
je voer als ketelbinkie,
voor het eerst de haven uit.
De kabels, de vaten,
de namen van schepen,
ieder ding op de kade
met een eigen verhaal.
De vrouwen en kinderen
en steeds weer de tranen,
ook dat is de haven,
hoort er allemaal bij.
De terugreis, de drang
om toch weer te gaan,
ook dat is een zeeman
en dat is zijn baan.