
In mijn kruidenbak
is een vreemde gast geplant,
met rode bloemen.
Nietig steken de
bloempjes van de kruiden af
tegen het helrood.
De zwoele wind laat
haar buigen en dansen;
haar zaden zijn gif.
Het moederkruid rilt
heel even bij zijn streling;
haar zaad is helend.
Ribesgeur waait over,
de zuidenwind draagt me in de tuin van verlangen…