
De morgenstond heeft goud in de mond,
je vergeet alle sleur, al je zorgen.
Genietend van de kleuren, van groen, brons en bont,
van de verse lucht in de vroege morgen.
Allen die vroeg opstaan,
de krantenman en zij die moeten gaan werken,
genieten van de zang der vogels en ’t kraaien van de haan,
en van de bloemen en planten in de vele mooie perken.
Zij weten , wat is ons Limburg toch mooi!
vooral als je de tijd neemt en je ziet
hoe de boer bewerkt zijn hooi,
en bijna op ieder huisje een merel zingt zijn lied.
Daarom raad ik eens ieder aan,
ieder die dit moois verslaapt,
eens vroeg op te staan,
neem van mij deze raad eens aan.