Home / Gedichten / Aids

Aids

Met dank aan Eugène Penders voor het insturen van de tekst

Hij zit stil, zijn handen beven,
’t Is voorbij, uitgeblust is zijn leven.
Hij denkt aan zijn kinderjaren, aan de dag van toen,
Wat zou hij het leven graag nog eens over doen.
Hij zou niet meer beginnen aan onnatuurlijk te leven,
Hij zou bidden, dat god hem zou geven,
Een lieve vrouw om mee te trouwen,
En kinderen om van te houwen.
Maar heel zijn leven heeft hij gebonjourd,
Met mannen en vrouwen heeft hij gehoerd.
En dan, plots hoort hij uit de United States,
Van de nieuwe ziekte, aids.
En voor hij ’t wist trof ook hem dat lot,
Hij voelt het: dit is de straf van God.
Dit is de straf voor zijn onnatuurlijk leven,
In stilte bidt hij: “God, wil mij vergeven.”