
Het is even over acht
’t gelui der klok verstoort de stilte
In de houding staat de wacht
in de zachte avond kilte
1940-45 lees ik op het bord
geplaatst in de Overveense duinen
ter nagedachtenis aan het leed gestort
over al die jonge kruinen
Hoe velen zijn met de woorden
Wilhelmus van Nassau
als laatste akkoorden
gestorven in honger en kou
Ik zing met primitieve zinnen
Niet alleen de heldendood
maar ook zij die gingen
met een angstkreet in hun nood
Even voelde ik hun schreien
welde mij een traan omhoog
Omdat de dood hen moest bevrijden
als honderd procent loog
Ik schreeuw met al die dode stemmen
als de trompet het sein geeft “Geef acht”
“Wilhelmus van Nassaue ”
En ik snik, heel zacht!