Op! Texelbewoner!
 Geen avond ooit schooner;
 ’t Loopt alles ons mee.
 Op! jeugdige knapen!
 De zon wil gaan slapen;
 Komt baadt u in zee!
 Het westelijk luchtje
 Doorgolft met een zuchtje
 Mijn flodderend haar.
 Twee zeeën begroeten
 Mijn kletsende voeten
 Ze omarmen elkaâr
 Zie ’t Noorderzout blinken!
 De zon gaat er zinken, 
 Zie ginds in het Oost
 De Zuiderzee dartlen;
 De maan haar ontspartlen;
 Zij beeft, en zij bloost.
 Rondom zich die glonsen
 Op zee te zien dansen,
 Hoe lacht dit ons aan!
 Wat vreugd! onbeladen
 In zee zich te baden