Home / Gedichten / Ballade over moederverdriet

Ballade over moederverdriet

(Marie Boddaert 1844-1914)
Met dank aan Ingrid Ouwerkerk voor het insturen van de tekst

‘Tot weerziens, Moeder!’ – En zijn kus,
Die op haar lippen brandt,
Zijn blik, die lang de hare zocht,
En ’t wuiven van zijn hand.

Zij bergt het alles in heur hart.
Geen dag, geen nacht gaat om,
Of voor haar ogen rijst zijn beeld:
‘Houd moed; ik kom weerom.’

Nooit dof is ’t oog, nooit bleek haar wang,
Als zij zijn brieven leest.
Die liggen alle voor haar neer;
Zij leest de laatste ’t meest.

En perst haar lippen op zijn naam,
En op zijn jubelkreet:
‘Ik kom terug! Mijn laatste brief!
Houd huis en hart gereed.’

Een kille, lichtloze nacht
Was ’t leven zonder hem.
Hij keert! De nacht heeft uit! Weldra
Hoort zij zijn stap; zijn stem.

En drukt zij hem in ’t arm, en voelt
Zijn kus en strijkt zijn haar,
Zijn donkere lokken van ’t gelaat,
Veranderd, – niet voor haar!

Zij zit en staaroogt, uren lang…
Daar staat het reuzengroot:
‘Ik kom weerom!’ – ’t Wordt nimmer waar
Men zei: ‘Uw zoon is dood’;

‘Hij stierf op zee’… En nog veel meer.
Zij heeft het niet verstaan.
‘Ik kom weerom’, zo fluistert zij,
En kijkt u lachend aan.

En iedere morgen wacht zij hem.
Dan gaat zij naar de reê
En doolt de schepen langs en tuurt
Naar de eindeloze zee.

En iedere middag wacht zij hem.
En zet zijn stoel gereed,
En toeft, een glimlach op ’t gelaat,
In feestelijk zondagskleed.

En iedere avond wacht zij hem.
En strookt zijn peluw glad,
En luistert – tot het laatst geluid
Gestorven is in stad.

En als zij ’t oog voor altijd sluit,
Dan is ’t, schoon bleek en stom,
Als murmelden haar lippen nóg:
‘Houd moed; ik kom weerom.’

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten